
Griekenland bestond in de oudheid uit meer dan alleen het schiereiland en het grote aantal eilanden dat we er nu toe rekenen. Er was een overzees Griekenland, een streek genaamd Ionië, in het gebied dat wij nu Turkije noemen. Logischerwijs stond deze streek meer en directer in contact met de wereld van het (Nabije) Oosten, waar men zich al veel langer bezighield met zaken als astronomie, geometrie en sterrenkunde. Het is dan ook niet zo vreemd dat de eerste Griekse pogingen om de wereld vanuit een ander perspectief dan het mythische te verklaren, vanuit Ionië kwamen. Die eerste pogingen bestonden eruit, om de vele verschijnselen in de wereld om ons heen, die we met onze zintuigen waarnemen, te verklaren. Om al die verschijnselen uiteindelijk te herleiden tot een enkel oerprincipe.
Thales
Thales (die de geschiedenis in ging als Thales van Milete) leefde in de eerste helft van de zesde eeuw voor Christus. Hij was, volgens de weinige bronnen die er zijn, in het dagelijks leven koopman, staatsman en natuuronderzoeker. Hij beschikte over astronomische kennis, waarmee hij steeds meer roem vergaarde. Zo wist hij indruk te maken op zijn stadgenoten door een zonsverduistering te voorspellen. Hij berekende ook de hoogte van Egyptische piramides, door op een bepaald moment van de dag hun schaduw te meten.
Maar Thales was naast natuuronderzoeker ook iets wat wij tegenwoordig wijsgeer zouden noemen. Hij had zoals gezegd als een van de eerste Grieken kennis kunnen nemen van de Oosterse wiskunde en sterrenkunde. Van zijn filosofische conclusies is helaas maar weinig bekend en er zijn geen geschriften van hem overgebleven. Wat ‘men zegt’ is dat hij, op de vraag wat het moeilijkst was van alles, geantwoord zou hebben: ‘zichzelf kennen’. Algemene filosofische stellingen kennen we niet van Thales, maar het is bekend dat hij water als de oerstof zag waaruit alles is voortgekomen. Het was voor hem overduidelijk dat alles uiteindelijk was terug te herleiden tot het oerprincipe water; juist water ondergaat immers van alle oerstoffen de meeste veranderingen (van ijs tot stoom).

Anaximander
Anaximander was stad- en tijdgenoot van Thales en leefde ongeveer tussen 610 en 550 voor Christus. Hij schreef een werk getiteld Over de natuur, dat helaas niet bewaard is gebleven. Volgens Anaximander was het oerbeginsel van de wereld een onbepaald en onbegrensd iets (apeiron). De aarde zou volgens hem in het begin der tijden in een soort vloeibare staat hebben verkeerd. Later werd het op aarde geleidelijk droog, zodat er allerlei levende wezens voortgebracht konden worden. Op een bepaalde manier kun je spreken van een soort hele vroege voorloper van de evolutieleer. Anaximander probeerde bovendien als een van de eersten de beweging van de hemellichamen als op een zuiver natuurkundige wijze te duiden.
Heraclitus
Even verderop, in het tegenwoordig meer bekende Efeze, werd rond het jaar 540 Heraclitus geboren. Ook hij deed verschillende pogingen om juist de eenheid te zien achter de veelheid van de werkelijkheid om ons heen. Van hem is de uitspraak ‘We kunnen niet tweemaal in dezelfde rivier afdalen’ bekend, waarmee hij de veranderlijkheid van alles wilde onderstrepen (want wanneer je er een tweede keer in stapt zijn er weer andere wateren toegestroomd en ook ben je zelf weer anders). Een uitspraak die misschien nog bekender is, met dezelfde strekking, is ‘Alles stroomt en niets blijft’.
Tijd en eeuwige verandering zijn belangrijke thema’s bij Heraclitus. Hij zocht steeds naar de eenheid achter dat onophoudelijk stromen, een soort oerwet die alles bindt.
Als oerbeginsel nam hij vuur aan. De wereld met al haar tegenstrijdigheden kwam volgens hem voort uit een soort oervuur, dat we meer als energie dan als letterlijk vuur moeten nemen,. Volgens Heraclitus heeft ieder ding tot zijn wezen een tegendeel nodig. Dat zijn scheppende spanningen, zonder welke wij niet kunnen bestaan. Hegel zou tweeduizend jaar later nog dankbaar gebruik van maken van de theorieën van Heraclitus.
Thales, Anaximander en Heraclitus zijn duidelijk met andere zaken bezig dan Hesiodus toen hij orde probeerde te scheppen in de godenwereld. Ze zijn alle drie duidelijk herkenbaar als filosoof: zij nemen immers allemaal een geheel nieuwe stelling in ten opzichte van de werkelijkheid waar ze deel van uitmaken. Ze worden in de geschiedenisboeken ook wel aangeduid als de zogenaamde ‘natuurfilosofen’ – zij die in de natuur zochten naar een filosofische waarheid, een alomvattend oerprincipe. De natuurfilosofen trekken uit die nieuwe houding echter (nog) niet de vergaande conclusies die toekomstige filosofen als Plato en Aristoteles zullen doen. Maar het leidt geen twijfel dat de nieuwe benadering van Thales en zijn tijdgenoten al wel iets weg heeft van de theoretische denkhouding die in de eeuwen hierna gaat komen.