De Romeinse dichter Horatius (65-8 v.Chr.) overtrof zijn eigen verwachtingen. Hij dacht dat zijn roem zou voortduren zo lang het Romeinse rijk bleef bestaan. In plaats daarvan wordt hij tot op de dag van vandaag, meer dan tweeduizend jaar later, met plezier gelezen én geroemd. Zijn meest gevleugelde woorden zijn natuurlijk ‘pluk de dag’ (carpe diem), maar er is nog veel meer van Horatius dat de moeite van het lezen meer dan waard is.
Paul Claes maakte in de nieuwe bundel Pluk de dag een fijne selectie van vijftig gedichten, waarin onder andere de liefde en de wijn rijkelijk en levendig vloeien. Een geweldig voorbeeld van een levendig gedicht is Opdracht aan Maecenas, waarin Horatius de revue laat passeren welke richting men in het leven zoal kiest (een boerenbestaan, handel, het leger). En Horatius zelf? Pas als hij tot de lierdichters gerekend mag worden, is hij gelukkig. Dan zal hij ‘van trots de sterren stoten’ met zijn hoofd:
Maecenas, zoon van aloud koninklijk geslacht,
u bent mijn toeverlaat, mijn vreugde en mijn pracht.
Er zijn er die graag met hun span olympisch zand
doen opstuiven, hun wielen razend langs de rand
der renbaan sturen en zich door hun zegekroon
verheven zien tot goden op de wereldtroon.
De ene is tevreden als de burgergril
hem tot het hoogste ereambt verheffen wil,
de andere wanneer zijn voorraadschuur bewaart
wat op de dorsvloeren van Libië is vergaard.
Wie blij is met een hak zijn vaders los
te woelen, brengt zelfs het fortuin van Attalos
er niet toe vanuit Cyprus met zijn brigantijn
de woeste zee te klieven als bang kapitein.
Als de Zuidwester worstelt met het schuimend sop,
zoekt de benauwde handelaar de stilte op
het land. Straks kalefatert hij het wrakhout van
zijn schip, omdat hij geen armoe verdragen kan.
Wie bekers met belegen wijn niet graag laat staan,
ziet van de dag het merendeel verloren gaan
met luieren onder een groene aardbeiboom
of bij de stille bron van een gewijde stroom.
Velen verlokt het kamp, het schallen van trompet
en strijdklaroen, het krijgsrumoer, dat moeders met
ontzetting slaat. Onder de kille hemel spiedt
de jager en denkt aan zijn lieve vrouwtje niet
als er een hinde door zijn brakken is bespeurd
of een wild everzwijn zijn netten heeft gescheurd.
Mij maakt een klimop, die wijze slapen dient tot krans,
een godenzoon. Mij voert het koele bos met dans
van saters en een uitgelaten nimfenrei
ver van het volk, zolang Euterpe haar schalmei
niet laat verstommen en Polymnia het niet
verzuimt haar luit te stemmen voor een Lesbisch lied.
Als u mij bij de lierdichters een plaats belooft,
zal ik van trots de sterren stoten met mijn hoofd.
Meer lezen? Dit fragment is afkomstig uit:
Horatius
Pluk de dag
vertaald, ingeleid en toegelicht door Paul Claes
ISBN 9789025307165
€ 19,99