De ironie van dode beschavingen is dat ze juist vanuit de graven van de doden die er ooit actief aan deelnamen tot ons spreken, misschien wel meer dan welk indrukwekkend paleis of prachtige tempel ook.
Een voorbeeld
In Rome leefde eens, halverwege de eerste eeuw voor het begin van onze jaartelling, een bakker genaamd Marcus Vergilius Eurysaces. De enige reden dat ik van zijn bestaan op de hoogte ben, is dat hij het idee en de middelen had om een stenen grafmonument voor zichzelf op te richten ter herinnering aan zijn leven en zijn levenswerk.

Eurysaces’ grap
Eurysaces was een rijk man, anders had hij zich een tombe van dergelijke monumentale omvang niet kunnen veroorloven. Volgens de tekst die hij achterliet voor de wereld om te lezen (EST HOC MONIMENTUM MARCEI VERGELEI EURISACIS PISTORIS, REDEMPTORIS, APPARET…) was Eurysaces bakker en aannemer. Letterlijk staat er: ‘Dit is de tombe van Marcus Vergilius Eurysaces, bakker, aannemer’. Over de betekenis van het laatste leesbare woord ‘apparet’ zijn de meningen verdeeld (de zin hield daar niet op, wat de interpretatie nog wat moeilijker maakt). De leukste theorie is dat het zoveel betekent als ‘het moge duidelijk zijn’ (ofwel: snap je?). Het mocht een willekeurige Romein inderdaad nogal duidelijk zijn dat hier een bakker lag te genieten van zijn eeuwige rust.

Waarom? Eurysaces bracht dezelfde boodschap letterlijk in beeld aan op zijn tombe. Bovenaan (op het fries) zijn verschillende reliëfs te zien die scènes uitbeelden van de werkzaamheden van een bakker (het kneden, het brood in de oven stoppen, etc.). Maar zelfs woord en beeld waren niet genoeg voor Eurysaces; op een soort abstracte wijze liet hij tevens aanwijzingen maken die voorbijgangers direct de link moest (moet) laten leggen met bakkersgereedschap. De ronde gaten als iconen van de kneedmachines, de zuilen als iconen van de buizen of cilinders waarin het deeg gekneed werd. Als je al die aanwijzingen bij elkaar optelt dan hoor je inderdaad gemakkelijk een licht ironische ondertoon – een grapje over zijn graf heen – in het woord ‘apparet’ doorklinken.
‘Atistia was mijn echtgenote’
Kan het verleden nog dichterbij komen dan een glimlach op je gezicht om een grapje dat een Romeinse bakker zeker 2042 jaar geleden verzon? Vlak bij het graf van Eurysaces vond men een vierkante stuk marmer met de inscriptie:
Fuit Atistia uxor mihei | femina opituma veixsit |
quoius corporis reliquiae | quod superant sunt in | hoc panario

In vertaling lezen we:
Atistia was mijn echtgenote,
Ze leefde als een erg fatsoenlijke vrouw,
wier stoffelijk overschot,
dat overblijft, in deze broodmand ligt.
Nee, het is niet zeker dat het blok marmer een broodmand voorstelt, laat staan of Atistia de vrouw van Eurysaces was. Maar het zou kunnen.
Kun je geen genoeg krijgen van Eurysaces? Mary Beard vertelt zijn verhaal in haar 3-delige serie Meet the Romans, die onlangs werd uitgezonden door de BBC: