In Rome liggen de verhalen uit het verleden letterlijk op straat. Aan de hand van straatnamen die je op de bordjes – sinds 1814 van marmer dankzij paus Pius VII – kunt lezen, wandel je de geschiedenis van de eeuwige stad letterlijk achterna. Vrijwel iedere via, vicus of piazza is namelijk vernoemd naar een persoon of gebeurtenis die het leven van de stad Rome op de een of andere manier getekend heeft…
De Via delle Quattro Fontana, de straat van de vier fonteinen, was ooit bijna drie kilometer lang en liep vanaf de Trinità dei Monti (bij de Spaanse Trappen) tot aan de Santa Croce in Gerusalemme. Strada Felice, letterlijk ‘Gelukkige Straat’, werd de weg ook wel genoemd, naar de doopnaam van paus Sixtus V, Felice Perretti. Hij was dan ook degene die ooit het startsein gaf voor de aanleg van deze straat, die de heuvel Pincio met de Santa Maria Maggiore moest verbinden.
Strada Felice
Op een kaart van Rome uit 1748 kun je de straat nog in z’n geheel volgen, terwijl hij op een kaart uit 1878 bijna verdwenen lijkt. Dat klopt deels, want de Strada Felice werd opgedeeld in de Via Sistina, Via delle Quattro Fontane, Via Agostino Depretis, Via Carlo Alberto, Via Conte Verde en de Via di Santa Croce in Gerusalemme. Al deze straatnamen werden pas na 1870 toegekend, ook die van de Via delle Quattro Fontane. De fonteinen, waarnaar dit deel van de straat werd vernoemd, stonden er echter wel al een stuk langer.
Toen paus Sixtus V zijn Strada Felice had geopend, sprak hij de wens uit om een belangrijk kruispunt op een van de hoogste punten van de straat op te sieren met vier beelden. Op precies dat punt, waar nu de Via del Quirinale overgaat in de Via XX Settembre, vind je tot op de dag van vandaag vier fonteinen.
Vier fonteinen
De beelden kwamen er al snel – de wil van de paus was immers wet. Domenico Fontana voorzag de beelden elk van een eigen fontein, en zo werd de naam van de straat geboren. De fonteinen en hun sculptuur staan bol van de symboliek. Eentje stelt de rivier de Arno voor, met krullend haar en geflankeerd door een leeuw, het wapen van Florence. Een tweede is de Tiber, met de onvermijdelijke wolvin en in zijn handen een overvolle hoorn des overvloeds. De derde fontein staat voor kracht, gesymboliseerd door een welvarende vrouw (of godin) met Koninklijke symbolen als de leeuw en de kroon. De vierd en laatste fontein staat symbool voor de loyaliteit, met een dame met een hond aan haar zijde, rustend met haar arm op de drie bergjes die je ook terugvindt op het pauselijk wapen van Sixtus V.
Barberini & Bernini
Een van de belangrijkste bouwwerken langs de Via delle Quattro Fontane is het Palazzo Barberini, de stadsvilla waarvoor kardinaal Francesco Barberini (de eerdergenoemde paus Urbanus VIII) in 1625 opdracht gaf aan Carlo Maderno. Maderno stierf in 1629, toen de fundamenten nog maar net gelegd waren. Het project werd overgenomen door de man die in zijn eentje half Rome nog zou decoreren met zijn architectonische ontwerpen: Gianlorenzo Bernini.
Bernini knapte het werk niet alleen op: hij riep hulp in van onder andere Borromini. De heren werkten jaren aan het palazzo, tot de voltooiing in 1633. In het eindresultaat was weinig overeind gebleven van het oorspronkelijke ontwerp van Maderno. De centrale open loggia die laatstgenoemde voor ogen had, kwam er bijvoorbeeld niet. In die ruimte liet Bernini de Gran Salone bouwen – de grote zaal die van fresco’s zou worden voorzien door Pietro da Cortona.
Tegenwoordig huist in het palazzo de Galleria Nazionale d’Arte Antica, een van Romes mooiste, maar minder bekende musea. Je kunt er wereldberoemde werken bewonderen, zoals het Portret van Beatrice Cenci van Guido Reni, of La Fornarina, het portret van de vermeende minnares van Rafaël, maar ook werken van bijvoorbeeld El Greco en Caravaggio. Ook de tuinen rondom Palazzo Barberini zijn prachtig. Je vindt er onder andere een antiek tempeltje genaamd Capitolium Vetus (het ‘oude Capitool’). Het is gewijd aan hetzelfde goddelijke driemanschap als dat van de grote tempel op het Capitool.
In 1645, een jaar na de dood van paus Urbanus VIII, werden zijn erfgenamen er door de nieuwe paus Innocentius X van beschuldigd geld te hebben verduisterd. Palazzo Barberni werd door de Heilige Stoel geconfisqueerd, maar in 1653 kreeg de familie het netjes terug. Het zou zelfs tot 1949 in Barberini-handen, toen het van de allerlaatste erfgenamen (Sacchetti Barberini Colonna) overging op de Italiaanse Staat.
Bernini & Borromini
Op een van de hoeken van het kruispunt van de vier fonteinen vind je een van de mooiste kleine kerkjes van Rome, van de hand van Borromini: San Carlo alle Quattro Fontane. De Romeinen zijn in de loop der eeuwen zo gecharmeerd geraakt van dit kerkje dat ze het ook wel liefkozend San Carlino noemen – het San Carlootje. Het werd gebouwd tussen 1634 en 1677.
Het was niet een van de makkelijkste opdrachten die Borromini ooit uitvoerde. Je ziet het misschien niet direct, maar technisch zit het ontwerp nogal complex in elkaar. Bij de bouw van de kerk moest Borromini namelijk rekening houden met de nis van een van de vier fonteinen op het kruispunt. Uiteindelijk maakte hij een innovatieve plattegrond, bestaande uit drie driehoeken en vier in elkaar geschoven ellipsen. De middelpunten van de ellipsen vormen op hun beurt twee gelijkzijdige driehoeken: een geweldig geometrisch spel.
Voor de koepel van de San Carlo creëerde Borromini eveneens een knap staaltje optisch bedrog. De koepel lijkt namelijk stukken hoger dan hij in werkelijkheid is. Borromini creëerde dit effect door het patroon naar boven toe steeds kleiner te maken en via onzichtbare ramen daglicht naar binnen te laten komen.
Het lelijke San Carlootje
Vreemd genoeg was de San Carlo uiteindelijk voor veel van Borromini’s collega-architecten reden om hem te beschimpen en uit te lachen. De architectonische ideeën die hij in de kerk tot uiting had gebracht, voldeden absoluut niet aan de geldende eisen van de klassieke bouwkunst, zo stelden zij…
Eén concurrent in het bijzonder sprak zich negatief uit over het werk van Borromini. Hoewel Bernini enkele jaren voor de bouw van de San Carlo de hulp van Borromini nog had ingeschakeld voor Palazzo Barberini, was hij over dat gekke kerkje op z’n zachtst gezegd niet te spreken. Zelf ontwierp Bernini even verderop de Sant’Andrea al Quirinale, een gebouw vol complexe structuren, bladgoud, en decoraties. Bernini gebruikte een klassieke plattegrond en versierde de kerk rijkelijk, zoals dat hoorde. In Bernini’s ogen, zo melden tijdgenoten, was het niets minder dan een meesterwerk, waarbij het San Carlootje schraal afstak.
♦
Straatverhalen van Rome, het boek
De Romeinse straatverhalen, die ik enige tijd op Orpheus kijkt om plaatste, zijn in uitgebreide(re) en bewerkte vorm gebundeld in het boek Via Roma. Klik op deze link om het boek bij Bol.com te bestellen!
bedankt voor borromini’s pareltje!
Graag gedaan, alle eer is uiteraard geheel aan Borromini 🙂